De bronstijd is de tijd in de prehistorie waarin voor het eerst metaal en brons gebruikt werd en het duurde ong. van 2000 tot 800 v.Chr. In die tijd werd brons veel gebruikt voor wapens, werktuigen en sieraden. Toch bleven de inwoners van Nederland ook nog steen en vuursteen gebruiken. De meeste mensen leefden niet anders dan in de Nieuwe Steentijd. Maar het gebruik van brons zorgde wel voor belangrijke veranderingen in de prehistorische maatschappij. Brons is een mengsel van tin en koper. Het is een grondstof waar veel in gehandeld werd door handelaren, er werd veel geld aan verdiend omdat het een duren grondstof is. De eerste bronzen voorwerpen verschenen hier omstreeks 2000 voor Christus. Ze waren gemaakt in Engeland, Frankrijk en Duitsland. Later leerde men hier zelf om brons (om) te smelten en er voorwerpen van te gieten. Brons bleef zeldzaam in onze streken. Wie aan brons kon komen en wist hoe het te bewerken, kreeg aanzien en macht. De verschillen in macht en welvaart tussen de mensen werden dan ook veel groter in de Bronstijd.De mensen hadden altijd al stenen en houten wapens gebruikt om mee te jagen of elkaar mee te bestrijden. In de Nieuwe Steentijd kende men stenen 'strijdhamers' en vuurstenen dolken. Met brons konden nieuwe en gevaarlijker wapens worden gemaakt: zwaarden, dolken en lanspunten met scherpe punten en snijkanten. We hebben veel van deze wapens teruggevonden in graven en depots. Of er in Nederland veel mee gevochten is, weten we niet. Een massagraf dat is gevonden bij Wassenaar is een aanwijzing voor gewapende strijd in de prehistorie. Maar in Zuid-Europa, het Midden-Oosten en Egypte werden hele oorlogen uitgevochten met bronzen wapens, helmen en schilden. In Nederland bleven de mensen nog lange tijd vuurstenen pijlpunten gebruiken.
Ruim 225 miljoen jaar geleden verschenen de eerste dinosaurussen op aarde. De wereld zag er toen heel anders uit dan nu. De werelddelen zaten aan elkaar vast, het was eigenlijk één groot supercontinent. Het leven op aarde was anders dan nu. Er waren nog geen zoogdieren, en er bestonden geen vogels. Dinosaurussen waren reptielen, net als krokodillen en hagedissen. Ze hebben 160 miljoen jaar over de aarde geheerst. Sommige dinosaurussen waren reusachtig groot, andere waren niet veel groter dan een kip. Ze leefden altijd op het land. In het water leefden ook reuzenreptielen, en er waren zelfs vliegende reptielen.
In de afgelopen paar miljoen jaar zijn er regelmatig ijstijden geweest. In de ijstijden kwamen er op de noordpool en zuidpool hele grote ijskappen voor. In de op één na laatste ijstijd kwam het ijs ook in Nederland. Het ijs kwam toen tot aan de lijn Amsterdam-Utrecht-Nijmegen. In Nederland was het toen erg koud. In de laatste ijstijd is het ijs niet in Nederland geweest. In de ijstijd was er heel veel water bevroren. Daarom was er in sommige zeeën geen water. De Noordzee was helemaal droog in de ijstijd. Daardoor vinden vissers nu soms botten van Mammoeten op de bodem van de Noordzee. Doordat sommige zeeën droog waren, kon de Wolharige Mammoet zich verspreiden in Noord-Amerika, Europa en Azië.
Rond 700 voor Christus (ruim 2.500 jaar geleden) begon in dit land de ijzertijd. Deze tijd is zo genoemd omdat de mensen in ons land toen al ijzer konden maken. Men vond het erts, waaruit het ijzer gehaald werd, hier op sommige plaatsen in ons land. Die ijzererts zat in een bepaalde zandsoort: ijzeroer. Dat was een brok vast zand, waaruit de erts werd gehaald. Dit deed men door het te verhitten in vuur en door er op te slaan met een soort hamer. Op een gegeven moment, na lang timmeren en na verschillende keren verhitten, kregen de mensen een klein beetje ijzererts uit zo'n brok zand.Omdat het in de eigen bodem zat, was het ijzer een stuk goedkoper dan het brons dat uit andere landen moest komen. De ijzertijd mens was zeker kleiner dan nu? Ja, natuurlijk. Met name door de betere voeding en leefomstandigheden zijn “we” de laatste eeuw flink in (gemiddelde) lengte toegenomen. Maar de Nederlander van 1920 was even lang als de ijzertijdbewoners. Mannen waren ongeveer 1,70 meter, vrouwen iets kleiner. Dat betekent dat een vrouw van 1,75 m. niet uitzonderlijk was evenmin als een man van 1,60 m.
Mensen in de prehistorie werden waarschijnlijk minder oud dan nu. Ze hadden natuurlijk hun kruiden tegen ziekten en koorts, maar er waren ook ziekten waartegen ze niks konden doen. Aan een verkoudheid of een blindedarm- ontsteking kon je in die tijd overlijden. De mensen werden minder oud dan nu, maar hun volwassen leven begon ook eerder. Meisjes van 14 jaar vond men oud genoeg om te trouwen en kinderen te krijgen. Jongens, als ze eenmaal de baard in de keel kregen, werden als volwassen man gezien. Ze moesten dat wel bewijzen. Onder leiding van de sjamaan voerden ze moeilijke opdrachten uit. Ze leerden bijvoorbeeld hoe het was om een paar dagen en nachten alleen in het bos te blijven en daar voor zich zelf te zorgen.
Steentijd In de oude steentijd kon het hier in ons land ijskoud zijn. Soms was ons land zelfs bedekt met ijs. We noemen dat een ijstijd. Er leefden hier mammoeten en rendieren. Ze maakten lange tochten op zoek naar eten. Ook de mensen maakten lange tochten naar plekken waar deze dieren langskwamen. Toen het na de ijstijd warmer werd, groeide ons land vol met bossen. De rendieren trokken weg naar koudere streken. Zij maakten plaats voor andere dieren. In de bossen was allerlei voedsel te vinden dat de mensen verzamelden. Deze periode noemen we de midden steentijd. Op een dag kwamen er boeren in ons land wonen. In plaats van op dieren te jagen, had men dieren getemd. Zo hadden ze vlees, huiden en melk altijd bij de hand. De boeren gingen op een vaste plek wonen, in grote huizen. Dit is de nieuwe steentijd. De informatie die je hieronder vindt, gaat vooral over het einde van de midden steentijd en over de nieuwe steentijd.
De meeste groepen mensen kenden een wijze man of vrouw. Dit was een soort priester of tovenaar. We noemen hem of haar een 'sjamaan'. Deze sjamaan kende alle verhalen. Hij wist hoe je met de geesten om moest gaan: voor welke geesten je moest oppassen en welke je hielpen. Voor de jacht moesten de geesten die in de dieren woonden vriendelijk gestemd worden. Hij hielp de mensen ook als er iemand plechtig begraven moest worden. En wat heel belangrijk was: de sjamaan had vaak veel verstand van kruiden tegen ziekte of pijn.
We weten veel over dinosaurussen dankzij de fossielen die overal ter wereld gevonden zijn. Fossielen zijn versteende overblijfselen van dieren of planten uit de oertijd. Meestal zijn het botten die fossiel worden; zachte delen rotten weg. Maar er zijn ook wel versteende afdrukken van huid gevonden, en complete nestjes met eieren. Aan versteende pootafdrukken kon men zien of de dieren op twee of op vier poten liepen. Fossiele keutels verraadden wat ze aten. Maar welke kleur een dinosaurus had, wat voor geluid ze maakten, dat zullen we nooit te weten komen.
Een hunebed was vroeger een grafmonument, waar mensen werden begraven. Een hunebed is een groepsgraf. Nu is daarvan alleen nog een stapel stenen van over, maar vroeger zat er nog laag aarde overheen.
Jagers/verzamelaars In ons land zijn vaak bij riviertjes resten houtskool gevonden en ook voorwerpen van steen en botten. We weten daarom dat op zulke plaatsen mensen hebben gewoond. Waarschijnlijk in tenten of hutten. Het waren jagers. Deze jagers leefden in familiegroepen van soms 10, 20 of 30 volwassenen en kinderen. Eenmaal in het jaar kwamen deze kleine groepen bij elkaar. Samen konden dat soms wel 300 mensen zijn. Ze hoorden bij dezelfde stam. Ze spraken allemaal dezelfde taal. Als er eten nodig was, gingen de mannen op jacht, maar de vrouwen en kinderen zorgden voor het meeste eten. Zij gingen iedere dag op zoek naar voedsel in de bossen. In de herfst zochten ze wilde vruchten en in het voorjaar bladgroenten en knollen. HIER ONDER STAAT EEN FILMPJE !!!!!
Kinderen moesten meehelpen met het zoeken van eten, maar ze hebben vast en zeker ook gespeeld. Er zijn kleine pijlen en boogjes gevonden, waarmee kinderen jachtspelletjes speelden. Misschien hebben ze ook wel met steentjes gespeeld, of gevoetbald met de opgeblazen blaas van een geslacht dier.
Zo'n 12.000 jaar geleden stierf de mammoet uit. Hoe kon dat gebeuren? Misschien omdat het warmer werd op aarde. Het ijs begon te smelten, dus de zeespiegel steeg. Daardoor kwamen grote stukken land onder water te staan. De plantengroei veranderde in snel tempo, waardoor het eten van de mammoet verdween. In Polen en Rusland zijn veel woonplaatsen gevonden van mammoetjagers. Ze jaagden met speren. Ze aten het vlees, en van de huid werden tenten gemaakt. Uit de ivoren slagtanden werden beeldjes gesneden en veel botten werden gebruikt als brandstof. Veel hout was er namelijk niet te vinden op de droge toendra. Botten werden ook gebruikt om hutten te bouwen. Er zijn hutten gevonden die zijn opgetrokken uit de beenderen van wel meer dan 60 mammoeten.
65 Miljoen jaar geleden stierven de dinosaurussen plotseling massaal uit. Niemand weet precies hoe dat kon gebeuren. De meeste deskundigen denken dat een 'meteorietinslag' de oorzaak is geweest. Een meteoriet is een rotsblok uit het heelal. De meteoriet had een doorsnede van tien kilometer en kwam met een snelheid van 100.000 kilometer per uur op de aarde terecht. Vanwege de klap verging de meteoriet tot stof. Het stof verspreidde zich door de lucht over de hele wereld. Het zonlicht kon de aarde niet meer bereiken. Het werd donker en koud. Die verandering van de omgeving was voor veel planten en dieren de doodslag. Ze stierven uit.